In the waters around Spitsbergen, there are different species of whales. The most common ones are: White-beaked Dolphin, Beluga (or White Dolphin), and the Minke Whale. In the past, there were also many Greenland Whales (Bowhead Whale), but they are now almost extinct and have become difficult to see. Rarely but has been seen, are Orca (Killer Whale), Narwhal, Bottlenose Dolphin, Spermwhale, Humpback Whale, Sei, Blue and Fin Whales.
Whales, porpoises and dolphins belong to the class of Cetacea. This name is derived from the word 'Cetus' which translates from the Latin as 'great seamonsters'. The Cetacea are subdivided into two groups: the baleen whales (Mysticetes), and the toothed-whales (Odontocetes). The Baleen whales (true whales) feed principally on plankton, shoals of fish and Squid, while the Toothed whales also feed on shells and crustaceans. Some whales such as the Orca feed on warm-blooded animals such as seals, birds and even other whales."
From 1614 - 1642 the Noordsche Compagnie (which means: North Company and was a Dutch fleet) has the sole right to catch Greenland Whales. Then this charter expired, allowing others to take part [in the hunting]. This ultimately led to the whales' extermination. The most important reason for hunting them was the train-oil and the Baleens. Oil (whale oil) was used as lamp oil, as an ingredient in putty, and in the manufacture of soap for keeping leather and hides supple. As the baleen was washed in water and heated it could be compressed into different forms. At least a dozen uses are known: snuff-boxes, knife handles, rulers, umbrellas, fans, riding whips, picture frames, cameos, fish bone removers, and medical instruments. Baleen was also used to stiffen corsets and hoop skirts.
This whale is small compared with other species, approximately 9 metres long. This was its good fortune because owing to being so small it was not of interest to the whalers. The Minke Whale is recognised by its thin body, small head, and the white stripe on its fins.
The Northern Sei Whale is seen more often in the subarctic than in the polar seas.
It is most likely to be seen in the Barents Sea.
An extra advantage is that this species swims closer to the surface than most other whales.
Outwardly it is similar to the Fin Whale, but the Sei Whale shows no high back when it dives,
and its tail is rarely seen. Its dorsal fin is bigger and the sides of its mouth are white.
The Northern Sei Whale can reach a speed of 50 km per hour.
With its ample length of 21 metres, this is the second largest whale in the northern waters - only the Blue Whale is bigger.
It has a long, narrow head, and a smooth streamlined body. Characteristic of this species is that the right edge of the underlip is white,
while the left edge is grey just like the rest of the body.
The Fin Whale can get to a speed of 32 km per hour.
The Blue Whale is the largest whale. It averages 21 - 32 metres long.
Moreover, it can weigh between 80 and 150 tones and can live to be more than 100 years old.
Even one only just born can be 7 metres long and weighing 2.5 tons.
The young drinks 200 litres of milk per day and grows at 80kg per day.
It is even probable that the Blue Whale is the largest animal that has ever lived on our planet.
This giant is blue grey from above, and white on the underside. This white is usually yellowish because of the alga.
This species is seen more often, not because there are more of them than other species,
but because it is easy to recognise from its size.
Other identifying features are the great broad head, the small dorsal fin, and the spout,
which can certainly reach 9 metres in height.
Omdat het aantal van 125.000 is af genomen naar 10.000 wordt er op het moment
veel onderzoek gedaan naar de Bultrug. Men probeert een database aan te leggen
met daarin alle Bultruggen. Dit gebeurt door foto's van de staarten, die even
uniek zijn als onze vingerafdrukken en door DNA onderzoek. De DNA komt van de
huidschilfers die op zee opgeschept worden.
Een bultrug weegt ongeveer 45.000 Kg en kan 50 jaar oud worden. In de zomer
trekken ze vanuit de wateren rond Hawaï naar het noorden, waar de tot dan toe
gezoogde jonge voor het eerst vast voedsel zullen eten. Bultruggen duiken in
groepen als ze op voedseljacht gaan. ze gebruiken hierbij geluid en maken met
z'n allen een net van luchtbellen vast het voedsel in vast komt te zitten.
In de jaren '70 is ontdekt dat de mannetjes zingen, maar we weten nog niet
waarom. Ze gaan dan met hun kop naar beneden hangen en bewegingsloos kunnen ze
uren achtereen hetzelfde lied zingen.
Database
of the Humpback Whale
Very rare is the 'Right Whale'- so called, because it was the right one to hunt. A large 15 meter
long black whale with a thick-set body. There are less than 300 living individuals.
Studies showed that while 5 matrilines are present in living right whales,
more were present in the 16th century.
Good news is, that there was a baby-boom in 2001, 14 kalfs were born. 2002 has been
a bad year, 11 whales died.
One of the problems of a small community is inbreeding. One disease can harm a lot.
If you want to be kept informed, you can sign in for the
'Right Whale'-Newsletter van
het Georgia Environmental Policy Institute.
Also the
Center for Coastal Studies does research for Nortern Right Whale.
More info about the genetics you can find at
Nature.ca .
Orka & Narwal
aquarel door:
|
Tuimelaar dolfijnen zijn grote dieren met een gewicht van 250 tot 300 kilo.
Hun lengte ligt tussen de 2 en 3 meter. Ze hebben 3 soorten vinnen: de
borstvinnen die ze gebruiken om te sturen, de rugvin die dient om stabiliteit te
bewaren in het water en de sterke staart waaruit alle kracht voortkomt voor de
voortbeweging en de sprongen. De neus is verplaatst naar de bovenkant van het
hoofd en wordt blaasgat genoemd. De oren bestaan uit zeer kleine gaatjes aan de
zijkant van hun hoofd. De tuimelaar dolfijn is niet helemaal grijs; de onderkant
is wit. Ze hebben als het ware een schutkleur: van boven zijn ze donker en van
onder zijn ze licht. Je kunt bij de dieren onderling kleurverschillen zien. Ook
hebben ze onderling een verschillende tekening die vooral op het hoofd
duidelijker zichtbaar is. De huid van dolfijnen voelt aan als: "een natte
rubber laars". De buik voelt zachter aan omdat zich daar het meeste vet
bevindt. Van een afstand is het nauwelijks te zien, maar bekijk je een dolfijn
van dichtbij dan zie je op de huid een aantal krassen. Deze krassen krijgen de
dieren tijdens het stoeien en spelen. Ze gebruiken dan hun tanden en maken zo
oppervlakkige krassen. Deze genezen vrij snel, maar blijven zichtbaar: er komt
een andere kleur pigment voor in de plaats. Op het moment dat dolfijnen echt
vechten gebruiken ze hun sterke harde neus. Door te stoten op de vitale delen
kunnen ze zelfs een orka of haai doden.
Aan het einde van de staart, borstvinnen en rugvin zien we "rafels",
een soort rimpels. Dit is een normaal verschijnsel. Naarmate dieren ouder worden
krijgen ze meer "rafels.
Meer informatie over de Tuimelaar vindt u op de website van het Dolfinarium Harderwijk.
Orka's zijn de grootste tandwalvissen die nog tot de dolfijnen worden gerekend. Ze komen, meestal in kleine familie-groepen, in alle wereldzeeën
voor, met een voorkeur voor koeler water.
De orka is een roofdier, dat leeft van zeehonden, andere zeezoogdieren, maar ook grote vissen en vogels. De orka is de grootste dolfijnen-soort; hij kan 10 meter lang
worden, 10.000 kilo wegen en eet per jaar 6 keer zijn eigen lichaamsgewicht aan voedsel.
Orka's zijn gemakkelijk te herkennen door het contrastrijke zwart en wit.
De volwassen Beluga is makkelijk te herkennen omdat het de enige witte walvis is. Het zijn sociale dieren die zwemmen in mannetjes- en vrouwtjes-groepen. De laatste genoemde groep nemen ook de jongen (grijs) mee. Omdat ze dicht aan de oppervlakte zwemmen zijn ze makkelijk waar te nemen. Beluga's houden van koud, ondiep water en zwemmen zelfs wel eens een rivier op.
Bijzonder is de Narwal vanwege zijn 2 meter lange slagtand en zijn enkele
long (ipv. 2 longen). Nog steeds weet men niet precies waarvoor zijn slagtand
dient. De slagtand ontstaat wanneer een mannetje volwassen wordt, de linker
boventand uitgroeit tot slagtand. Hoewel de slagtanden voornamelijk bij de
mannetjes horen, hebben ± 3% van de vrouwtjes ook een slagtand. Bij 1 op de 500
mannetjes groeien allebei de tanden uit tot slagtand.
Narwals komen zelden zuidelijker dan 70º N.
Potvissen hebben een opvallend grote kop, die 15-35% van de totale lengte
inneemt. Deze grote beesten zijn meer dan 15 meter lang en kunnen 60 ton wegen.
De grote kop is gevuld met olie, zo'n 5 ton bij een volwassen mannetje (omdat de
Engelsen vroeger dachten dat dit sperma was, heet de potvis in het engels
sperm-whale). Deze prachtige heldere substantie is ideaal als lampenolie, wat de
potvispopulatie geen goed heeft gedaan. Deze olie speelt mogelijk een rol bij
het reguleren van het drijfvermogen op verschillende dieptes en bij
geluidsproductie. -In 1970 suggereerde Malcolm Clarke dat potvissen de dichtheid
van de olie reguleren bij het duiken. Door koud zeewater in het blaasgat te
laten stromen, koelt het beest en de olie af. De olie krimpt, de dichtheid neemt
toe en de walvis zinkt. Wil hij weer naar boven, dan stimuleert hij de
bloedsomloop rond zijn olieorgaan, waardoor de olie uitzet en hij stijgt.- Het
blaasgat is asymetrisch geplaatst, een ietwat aan de linkerkant van de kop. Het
zijn uitstekend duikers en komen uitsluitend in diep water voor. Ze hebben goed
ontwikkelde tanden in de onderkaak en geen of slechts rudimentaire tanden in de
bovenkaak. Voor het opsporen van prooien stuurt hij het geluid gelijkmatig naar
alle kanten, maar hij kan het geluid ook concentreren. Zo kan hij inktvissen
verdoven, of zelfs doden met geluidsgolven van meer dan 22 decibel (een
popconcert is ± 100 Db). Geen enkel ander levend wezen kan zo'n sterk geluid
voortbrengen. (bron: Natuur
& Techniek nr.10 2002)
Potvissen-catalogus
met foto's.
Voor meer informatie over walvissen: Stichting Walvis